
’s Morgens nemen we afscheid van Connie en Shamyl. Zij gaan al verder, wij moeten nog wat klussen. In het bovenkastje van de keuken hebben we weer stukjes plastic gevonden en dat betekent dat de haken waaraan de kast hangt het binnenkort begeven. Preventief klussen dus. Het is enorm zweten, want het is heet.
En we moeten ons weer in vreemde bochten wringen om de oude haken te verwijderen en nieuwe te plaatsen. Lastig schroeven in een kastje, om de bocht en in spiegelbeeld. Maar het lukt. Eind van de ochtend checken we uit. Het is maar een klein stukje rijden naar Granada. We zijn van plan in een hotel te verblijven en hebben er 2 opgezocht. Als we langsrijden blijkt dat je er niet kunt parkeren. Dus rijden we naar het parkeerterrein van het Rode Kruis, waar Connie en Shamyl nog even zien. Zij hebben Granada al bekeken en rijden door naar de kust.
We lopen de stad in, mooie kerken en gekleurde pandjes. De lucht wordt snel grijs. Net als we onder een parasol zitten te lunchen op het plein begint het te regenen. Tja, het blijft regenseizoen. Nog even een koffie ergens anders om droog te blijven. Het valt op dat er hier meer toeristen zijn. En daarmee ook veel verkopers en bedelaars. De verkopers gaan na een vriendelijk gracias wel weg. Maar de bedelaars blijven lang staan, je moet ze negeren. Het is voor het eerst in heel Latijns Amerika dat het ons opvalt. Na een klein rondje door de stad in de miezer en een bezoek aan een klooster halen we de computer op in de bus. In het straatje met kroegen en restaurants is het al vroeg happy hour. Dus zitten we een beetje te internetten, keiharde country muziek aan, want er zijn hier veel Amerikanen. Terug bij de bus lezen we met de ramen open tegen de warmte. Bij het Rode Kruis is het nog best druk ’s avonds. Niet zo zeer met medische zaken, maar met parkeren. Bewoners uit omgeving parkeren hier hun auto en het parkeerterrein fungeert als busstation. Grappig. Rond 10 uur is het rustig.