
We hebben besloten vanmorgen niet veel te doen. Om 7 uur zitten we onder de palapa aan de koffie, te kijken naar een grote groep met twee 2 soorten witte reigers, die net voor ons de rivier als buffet gebruikt. De kleine reigers vliegen laag over het water, teentjes slepend over de waterspiegel, en happen opeens naar een visje.
De grotere soort vist vanaf de kant. Mooi schouwspel. Tot een uur of elf relaxen we in en om de bus. Daarna gaan we pinnen. Valt nog niet mee, pas de vierde automaat is het raak, bij een Europese bank. Banken uit Belize geven ons geen geld. Ook doen we boodschappen in een supermarkt in de stad. In de winkel zien we veel mennonieten in klederdracht. We slagen best aardig, hoewel het broodbeleg bestaat uit voorverpakte kaas of smeerkaas. Wel weer sandwichspread gevonden voor de variatie. Voordat we Orange Walk uit rijden, lunchen we eerst bij een door de gids van gisteren aanbevolen loket. Drie mannen zitten op een barkruk aan een barretje op de stoep. Wij nemen plaats op een houten bankje, alsof je in een wachtkamer zit te eten. Maar lekker, die burrito’s.
’s Middags rijden we in drie kwartier naar Crooked Tree Village. Dit kleine plaatsje ligt aan een meer, waar veel vogels te zien zijn. Bij het visitor center kopen we een kaartje. De man die er werkt is een gezellige kletser. Hij wil weten wat we eten in Nederland. Wij vertellen van de spannende soepen, die we in Belize gegeten hebben. Hij heeft mooie anekdotes over de bevolking hier en zijn eigen familie. Lachen. Deze plaats heeft zo’n 1.000 inwoners, allemaal van Creoolse afkomst (volgens de man van het visitor center een mix van Afrikaanse slavinnen en de Schotse “suger daddy”). Mensen spreken hier naast Engels vooral Creole, een afgeleide taal van het Engels. Kortere woorden en slordiger uitgesproken. Het klinkt voor ons Jamaicaans. Aan het meer kunnen we kamperen bij een hotelletje. Een kamer wordt beschikbaar gesteld, zodat we een badkamer hebben, zelfs met handdoeken. De grond op het terrein is zachter dan verwacht, dus rijden we de bus vast. Ondanks de differtial lock, die bedoeld is om uit de blub te rijden. Nu spinnen keurig alle achterwielen zich vast. Hoteleigenaar Earl komt helpen met een schep en planken. Met het hele gezin, vader, moeder en 2 kids, duwt Lesley aan de voorkant van de bus. Gelukkig komen we weer los. Goede training voor het regenseizoen. Het geeft wel te denken, als we al zo snel in iets zachte grond vastrijden.
We kijken over het meer en genieten van de temperatuur, die hier een paar graden lager is. Crooked Tree is bekend van de cashewnoten; we zijn net te vroeg voor het cashewfestival over een week. Earl legt uit hoe we cashewbomen kunnen herkennen. Lopend door het dorp zien we er al snel één. De noot heeft de herkenbare vorm, de vrucht waar deze aan groeit hebben we nog nooit gezien. Een voorbijganger ziet ons kijken en pakt een vrucht uit de boom. Hij legt uit hoe je de noot eraf haalt en hoe daar het voor ons bekende nootje van gemaakt wordt. Ingewikkeld proces, je snapt meteen waarom cashewnoten zo duur zijn. Zo van de boom is de noot giftig, maar je kunt wel de ijzerrijke vrucht eten. Allebei even proeven. Leuk. Daarna hiken we over een boardwalk en langs het meer. Terug bij de bus nemen we een glaasje cashewwijn, gekocht bij het hotel. Gemaakt van de vrucht en het smaakt een beetje naar sherry. Nu zitten we in de binnen. Half 11 en het is slechts 25 graden in de bus. Heerlijk koel ten opzichte van 29 graden normaal gesproken.
{flickr photo=26793074551}
“Jullie komen er niet in.”
{flickr photo=26826868386}{flickr photo=26256278013}
Cashew vrucht en noot – Even proeven, lekker bekkie
{flickr photo=26256292503}
Nog zo’n lekker bekkie