Na het ontbijt rekenen we af met de Nepali opa. Als soevenier krijgen we ieder een Nepali muntje van 1 rupee. Schattig. We lopen naar de highway en hebben enorm mazzel, direct stopt er een bus naar onze bestemming, Tatopani. Geen wachttijd. We persen ons weer op de achterbank, die al vol was. Onze tassen staan in het gangpad en iedereen moet er steeds overheen klimmen, maar niemand staat er op. Onderweg is er 4x controle van de politie. Een agent komt de bus in en bekijkt alle bagage; steeds vragen ze van wie onze tassen zijn. Als ze ons zien is het goed. Geen idee wat ze zoeken. De route gaat door een diepe kloof met een kolkende turqoise rivier. We rijden de bergen in en het wordt frisser. De highway is op sommige stukken niet geasfalteerd; soms komen we wel 20 centimeter los van de bank. In 3 uur zijn we er. Tatopani blijkt niet meer te zijn dan een rij huizen aan een weg. We checken in bij de sjiekste tent van de plaats, volgens de Lonely Planet. Het is echter nogal basic; Wel een douche, maar geen kraan voor warm en koud. Eerst maar lunchen, maar dat valt nog niet mee. Er zijn geen restaurants en de guest houses hebben ’s middags geen hot food. We worden doorverwezen naar de hot springs. Dit blijkt een soort badhuis te zijn, waar mensen in een open ruimte in badkleding (dames zelfs in sarong) staan te douchen. Wij gaan in het kale restaurant eten, ze hebben alleen momo, maar dat is prima.
Na de lunch lopen we langs de weg naar Kodari, de grensplaats met Tibet. Het valt op dat mensen hier veel armer zijn dan we tot nu toe gezien hebben. Langs de weg staat een lange rij vrachtwagens voor de grens te wachten. Best gek om vrij dichtbij de Chinese vlag te zien hangen. We maken foto’s van de Friendship Bridge, die de grens vormt. Dat blijkt niet de bedoeling. Een Nepali politieman met een Chinese man in burger komen op ons af. Die foto’s moeten worden gewist. De politeman is vriendelijk en spreekt Engels. De Chinees is nerveus en wil zien dat alles gewist is. De politieman nodigt ons wel uit om op de brug te komen kijken. Tot de helft; daar staat een rode streep en dat is de grens. De Chinese autoriteiten zijn erg streng, vandaar dat het lang duurt voordat vrachtwagens door mogen. Goederen worden ook wel door Nepali porters de brug over gedragen; mensen uit Tibet morgen er niet uit. Bizar om hier te zijn, als enige toeristen. In een uur lopen we weer terug naar Tatopani en bekijken we nog even een tempel. Dan doen we wat boodschappen en gaan we op het balkon van ons hotel zitten, dat uitkijkt op een school. Om half 4 gaat de bel en stormen kinderen in schooluniform naar buiten. Ze gaan in de rij staan, netjes afstand houden. Dan doen ze een soort gebed en mogen de rijen om de beurt he schoolplein af marcheren. De Fransman met de motor uit Dhulikhel is hier ook dus we kletsen nog wat. Eind van de middag tijd voor een frisse douche (gewoon koud) en doen we weer veel kleren aan. We eten in het hotel, vanmiddag hadden we al chowmein besteld. Ze spreken hier nauwelijks Engels, dus als we een pot thee bestellen met 2 kopjes komt er 1 theeglas en een leeg glas. Altijd weer afwachten wat je krijgt. Morgen gaat de bus al vroeg, dus vroeg naar bed, met de mutsen met flapjes op. Scheelt ook meteen qua geluid, want de rivier ruist hard onder ons raam. Morgen weer naar de bewoonde wereld. Maar wij hebben mooi wel Tibet gezien; helaas geen foto’s.