’s Morgens schijnt meteen de zon, met de slippers aan in het natte gras. We rijden via een kronkelweg naar Alpine National Park, door de Australische Alpen. Hoge bergen met bomen, vaak groen, soms zilvergrijs door bosbranden, maar allebei mooi. Langs verlaten ski-dorpen rijden we naar het startpunt van een hike op bijna 2.000 meter. De wind is koud, maar de zon schijnt. We horen dat een graadje vriest. Dus jassen weer opgezocht en handschoenen aan. De hike gaat langs een paar oude hutten, neergezet voor wintersporters rond 1930. Veel dood hout, maar ook boterbloemen en snowdaisies. In de luwte is het helemaal niet koud en de zon warmt rond de middag de boel aardig op. Prachtig mooi, weer nauwelijks mensen gezien. Wel veel racefietsers op de weg, dat is pas afzien.
Terug bij de bus lunchen we buiten in de zon en zetten we een keteltje op voor een soepje. We rijden verder richting Omeo, waar we weer de Great Alpine Road op komen. Bij het mini-plaatsje Swifts Creek drinken we koffie. We overwegen om hier te overnachten, maar het is hier wel erg fris en inmiddels bewolkt. Dus rijden we door en komen eind van de middag aan in Bairnsdale. Tijd voor een wasje. Ondertussen koken in de half overdekte campkitchen. Het kan net aan, want het is behoorlijk koud. ’s Avonds wordt er vuurwerk afgestoken bij een plaatselijk evenement en de cockatoos worden helemaal gek. Ze maken nog meer lawaai dan normaal. We hebben allebei weer een gloeiende toet en zitten we aan de thee. Vanavond het raam maar weer isoleren met het extra matrasje. Morgen weer een stuk rijden, op naar warmere oorden. Maar de Australische Alpen waren te gek.