Vanochtend waren we al vroeg op pad, richting Millstream-Chichester National Park. Tenminste, dat dachten we. Het was niet duidelijk of de bezienswaardigheden wel via de verharde weg, slechts 90 km lang, te bereiken waren. Gegokt, maar helaas verkeerd. Eenmaal bij het eind, blijkt dat het nog 19 km hobbelen is; dat is teveel. Dus draaien we om. Gelukkig is de route prachtig; spinefex (groen-grijze graspollen) en rood zand zo ver je kunt kijken en kilometers lange treinen met ijzererts. Terug bij de snelweg even de benen strekken bij een watertje.
Rijden is hier heel simpel; links houden, zwaaien naar een handjevol tegenliggers en rijden van tankstation naar tankstation, met af en toe een parkeerplaats. We tanken 2x en rollen een wrap bij een picknicktafel. We zijn rond half 3 bij een roadhouse met een camping, waar we dachten te overnachten. Dat is wel wat vroeg voor zo’n plek in de woestijn in de middle of nowhere. Vooral omdat deze roadhouse campings nogal basic zijn, dus geen zwembad voor verkoeling en het is hier erg warm. We besluiten om een ijsje te kopen en door te rijden, om en om. Net voordat de camping sluit checken we om 6 uur in bij Exmouth, na een werkdag on the road. We zijn lekker opgeschoten, dus blijven we hier 2 nachten. Wat simpels te eten gemaakt en nog lekker buiten gezeten. We zitten een stuk zuidelijker en aan zee, dus het koelt aardig af ’s avonds, zodat het een beetje fris wordt. Nu loungen we in de bus. Met aandacht lezen we de waarschuwing voor slangen en met de zaklamp zijn kakkerlakken formaat luciferdoosje te bewonderen. Morgen kijken hoe blauw de zee hier is.