Vanmorgen gaan we met de tassen op pad. Eerst aan de overkant ontbijten in een koffietentje, waar een Nederlands meisje werkt. De horeca moet het hier echt hebben van de mensen die een work-holiday houden. We lopen daarna langzaam naar Autobarn, want het is bloedheet en klam weer. Daar blijken we niet alleen te zijn, dus wachten we met andere toeristen, zittend achter een grote ventilator. Het papierwerk en de uitleg gaat soepel, want we weten al hoe het werkt. De bus is aanzienlijk nieuwer, maar heeft toch nog een goede 300.000 km op de teller. We rijden direct door naar de supermarkt om inkopen te doen. Dat doen meer kampeerders, want er staan veel campers geparkeerd. Volle winkelwagen, veel in blik en flessen water voor de outback. Bij het visitor centre nog wat folders gehaald. Klaar om te gaan.
We zijn nog maar een paar kilometer Darwin uit en het waarschuwingslampje van de motor brandt. Snel terug, want het was al na sluitingstijd, maar men was gelukkig nog wel aanwezig. De vorige berijder heeft Opal benzine getankt, daarom brandt dat lampje. Moet na de volgende tankbeurt met loodvrij verholpen zijn. Gelukkig maar. In 1,5 uur rijden we over de Arnhem Highway naar Mary River Park. De aarde is rood en kleurt het asfalt en, blijkt bij aankomst, de zijkant van onze bus. Langs de weg veel termietenheuvels. Op de camping plekje uitgekozen en na een late lunch nog een korte hike gedaan. Onderweg veel wallabies gezien, die nieuwsgierig rechtop gaan staan om te kijken of we goed volk zijn.
Terug bij de camper de eerste fles van onze voorraad wijn geprobeerd. Het valt ons alles mee wat betreft beestjes, het blijft wel erg heet. Door de waterproof zonnebrand, met witte waas, blijven zweetdruppels gewoon op je voorhoofd staan; charmant. We eten wat eenvoudigs en het wordt snel donker. Dus eten we yoghurt toe met een hoofdlamp op. Op de camping doen ze niet aan verlichting, dus gaan we wederom met hoofdlamp afwassen. In het donker blijkt de camping keuken het domein van reuzemieren, waarvan het krioelt op het aanrecht. We houden alles in de lucht en staan ver van de wasbak. We gaan uiteindelijk maar binnen zitten; iedereen doet dat, dus daar zal wel een goede reden voor zijn. Hoewel we nog geen muggen gezien hebben, kriebelen er wel andere beestjes. De camper is behoorlijk op temperatuur; af en toe even opstaan om je hoofd af te koelen tussen de twee raampjes met een hor ervoor. Hier zijn de slaapzakken niet nodig. We moeten wel een beetje lachen om onszelf; van nooit kamperen naar kamperen in de outback. Awesome!