
We zijn vroeg op en het is weer heerlijk weer; nog een dagje zomer in Labrador. Bij controle van de dieseltank is er toch weer een lek. Het lijkt te komen van de aftapplug; die is er bij de garage af geweest en sluit niet zo goed aan. Helaas hebben we niet de juiste maat imbussleutel om ‘m aan te draaien, straks maar even in het stadje kijken.
Dus plakken we er weer een duct-tape-met-keukerpapier-pleister op. We rijden naar de douche, waar we kletsen met een Duitser van 70 die 3 weken op de fiets aan het toeren is door dit ruige landschap. Hij wil nog even met Gerhard bij de bus op de foto. Lachen. Daarna rijden we naar Red Bay 30 kilometer verderop. Voordat we Red Bay National Historic Site bezoeken lunchen we aan de picknicktafel. Dit museum gaat over Baskische walvisvangers uit de 16e eeuw. Er is een scheepswrak uit die tijd opgedoken, waar veel van te zien is. Erg leuk. Ook laten we ons met een bootje overzetten naar Saddle Island om een uurtje te hiken langs de opgravingen. En langs 2 ijsbergen en een walvis. Prachtig. Inmiddels is het lek van vanmorgen gestopt met lekken. Misschien was het krimp vanwege de koude nacht . Het is nog vroeg in de middag, dus besluiten we te starten met de Labrador Highway; 1.728 kilometer van L’Anse au Claire naar Baie Comeau, waarvan ruim 700 kilometer gravel road. De eerste 77 kilometer tot Red Bay was verhard, dus hier begint het pas echt. We halen een satelliet telefoon op voor noodgevallen. Je hoeft alleen maar een formuliertje in te vullen hiervoor, mooie dienstverlening. En we tanken diesel, ook in de jerrycans. Ook kopen we nog maar even een extra busje bugspray, want je wordt gek van de stekende zwarte vliegjes.
Om half 3 gaan we op pad, gemiddelde snelheid 60 km per uur. Er rijden best wat auto’s en als ze ons inhalen ontstaat er steeds een enorme stofwolk. Ons rookalarm gaat er van af en we schudden het dashbordplankje eraf. Langs de weg staan er ontzettend veel graafmachines (op zondag staan ze stil), want ze bereiden afvalt voor. Ons doel is te komen tot Port Hope Simpson. Hier zou een camping zijn, maar het is een vaag veldje zonder sanitair. Dan kunnen we beter in het wild staan. Dus tanken we nog maar een keer en gaan we wat eten. In het eetlokaal is het druk, de radio staat hard aan op een praatzender en de serversters dragen haarnetjes. Ook krijg je alleen een vork. We eten pizza, maar het is zo veel dat we een doosje vragen (nog nooit eerder gedaan). Morgen panpizza. Na nog zo’n 45 km rijden vinden we een verlaten afbraakterrein met grind langs de weg. Zodra we geparkeerd zijn meteen met de anti-insectenspray in de weer. Dan ontstoffen we de bus zoveel mogelijk. Na inspectie blijkt helaas dat we weer een diesellek hebben; de plek die we hebben laten maken. Gelukkig zijn we inmiddels zeer ervaren, dus de dieselpleister zit er weer op inclusief bakje. Morgen kijken hoe het erbij staat. Wat een avontuur.
{flickr photo=19844901003}